Google Custom Search


10 jaar Natuurpunt en het Natuurpunt model:
de energieke beweging?

De groei geduid: geen toeval wel een weloverwogen strategie: een kansenmodel

Aan de groei van Natuurreservaten van niets tot een grote Vlaamse natuurbehoudsbeweging in 2001, en later van Natuurpunt lag een welbepaald model ten grondslag: nl een radicaal incrementalisme. Hierbij wordt een algemeen natuur en biodiversiteitprobleem gekoppeld aan een concrete ruimtelijke benadering waarin betrokken burgers opgeroepen worden zelf mee verantwoordelijk te zijn voor de natuur en de leefbaarheid in hun omgeving. We geven hen meteen de kans om op een positieve en tastbare manier een herkenbare bijdrage te leveren. Door deze benadering groeien ze in het meedenken, meebeslissen en meedoen. Er wordt geappelleerd aan hun maatschappelijk leervermogen: vanuit hun betrokkenheid op natuur en landschap kunnen zij terzake experten worden. Mensen worden hierdoor i.p.v. een deel van het probleem een deel van de oplossing, en vormen een cruciaal onderdeel van de bewegingsenergie, het maatschappelijk en bewegingskapitaal.

Al doende leren en bijsturen en mensen kansen geven om zelf mee te werken

Deze incrimentele benadering gaat uit van al doende leren en bijsturen en niet wachten op een optimale oplossing, want zulke optimale oplossing veronderstelt de perfecte kennis en de perfecte sturingsmechanismen en machtsmechanismen. Bij de ontwikkeling van het model in de jaren 1970 en 1980 werd vooral gerefereerd naar het werk van Ph. de St Mard, ‘ La Socialisation de la Nature’, en naar de modellen van Illich, dichterbij toegepast in Cardijns Universiteit van het leven (de Kajotters) en in een seculiere afgeleide hiervan met de methodiek van de wereldscholen van Jef Ulburghs. Ook het werk van de Amerikaanse stedenbouwkundige Jane Jacobs, 'The life and death of cities', was van onschatbaar belang. Hierin werden enige chaos, creativiteit en innovatie als een kwaliteit gezien en werd participerend meedenken een uitgangspunt. Vanuit dit frame werden discussies onderbouwd: meanderen versus rechttrekken, natuurlijke chaos in landschap versus ruilverkaveling. Hieruit ontwikkelde zich een Natuurreservaten-model dat uitging van responsabilisering,van kansen geven, waarde geven (in honderden voordrachten onderlijnd: van een ‘waardeloos’ weiland (vogelwei) zoals bij de Zwarte beek of de Langedonken, naar een ‘waardevol’ natuurgebied (vogelwei in een andere betekenis), niet door iets materieel te veranderen maar door als mensen hieraan waarde
te geven).

Aankoopbeleid van natuurgebieden, gedreven van onderuit als ankerplaats voor beweging en engagement

Vanuit deze benadering ontstond sinds 1976 - en dit voor het toekennen in de jaren 1980 van de aankoopsubsidie voor natuurgebieden - het aankoopbeleid. Via projectnummers en via de financiering van lokale werken en giften werd zo van onderuit een aankoopbeleid als kansenbeleid opgebouwd. Vooraleer de aankoopsubsidiëring tot stand kwam, waren er al een 20-tal aankoopprojecten en reservatenfondsen per gebied of regio zoals De Maten (project 1), De Zwarte Beek (project 3), de Uitkerkse Polders, het Hageland fonds (project 14). Misschien is het goed hieraan te herinneren: het aankoopbeleid ging de aankoopsubsidiëring vooraf. Idemdito voor het beheer gaande van een geringe subsidiëring van spaarzaam erkende reservaten tot de exponentiële sprong in 1999 met het zgn reservatenbesluit. De echte groei van de professionalisering van het beheer dateert dan ook pas van na 1999. In het model werd steeds uitgegaan van het incrementeel principe: vandaag doen we wat vandaag haalbaar is, maar het haalbare van vandaag mag het perspectief van de toekomst niet in de weg staan. Dat was het thema van de toespraak toen we begin de jaren 1990 van minister De Batselier de Prijs van de Vlaamse Gemeenschap kregen. Het werd aangevuld met de twee paradigma's: ‘overleg waar kan en actie waar moet’ en ‘niets verandert als het niet als onvermijdelijk en door de betrokken doelgroepen als onafwendbaar wordt erkend’. Steunend op een mogelijke inzet van onze ‘disturbing power’ probeerden we als natuurbeweging een interactief en iteratief proces op gang te brengen. We stelden expliciet : enkel in actie komen als we de garantie hebben van het ideale maakt dikwijls het werkbare en leefbare onmogelijk, laat veel energie en kansen verloren gaan en maakt mensen ofwel machteloos of laat ze opbranden als een strovuur.
Door het vasthaken van concreet engagement aan concrete gebieden en werkingsvelden laat dit model mensen groeien en maakt het engagement tastbaarder en duurzamer. Centraal stond de benadering van de betrokkenen, niet als klanten, maar als mededenkende vrijwillige maar niet vrijblijvende medewerkers die samen Natuurreservaten en later Natuurpunt vormden. Die aangemoedigd werden tot meedenken, mee verantwoordelijkheid nemen en zoals in de innovatie- én de ondernemerschapstheorie van Schumpeter ook gestimuleerd werden tot social entrepreneurship zowel als individu in een afdeling en team maar ook als team en afdeling
Inherent hieraan is respect voor diversiteit van meningen, autonomie om zich verantwoordelijk te voelen, zelfdenkend vermogen i.p.v. delegatie van het denken, laat staan delegatie van het doen, decentrale aanpak binnen een osmose met een globaal kader.

Natuur geeft kleur aan het landschap, inzet voor Natuur.geeft kleur aan je leven.

Beroep doende op gewone burgers lanceerde Natuurpunt de slogan: ‘natuur geeft kleur aan het landschap, inzet voor natuur. geeft zin aan je leven’. Hier wordt bewust geappelleerd aan het engagement van mensen die zich op deze wijze positief wilden onderscheiden. Ontelbare keren is tijdens toespraken terecht het woord ‘empowering’ gebruikt op honderden plaatsen in Vlaanderen. Op een ronde van Vlaanderen in vijf provincies waarbij NR 1400 man bereikten, werd op deze wijze het klimaat gemaakt voor een offensief natuurbeleid. Dit was de voedingsbodem voor het tot stand komen én van de mina-raad met de professionele beleidsondersteuning bij BBL, NP en Wielewaal, én voor de totstandkoming van het decreet op het natuurlijk milieu en het natuurbehoud (1997), het natuurvergunningsbesluit (1998), het reservatenbesluit met de erkende terreinbeherende verenigingen (1999), het besluit regionale landschappen met verankering erkende natuurverenigingen (1999) en het decreet op de erkenning van de milieuverenigingen (1999). Een radicaal incrementalisme dus: we moeten ons onderbouwd verhaal ‘natuur voor iedereen’ wervend brengen, en de maatregelen voorstellen als onvermijdelijk en onafwendbaar en hierbij als beweging ook een dosis ' disturbing power' in de weegschaal gooien om tot een iteratief en interactief proces te komen. Dit model ging uit van natuur als een kans voor een streek, voor een buurt en voor de mensen die hieraan willen meewerken. De nadruk werd ook steeds de nadruk gelegd op subsidiariteit, voldoende autonomie om het creatief en betrokken denken en werken van medewerkers te bevorderen. Het punt van subsidiariteit was een punt dat ook in de fusiegesprekken (1999-2001) een prominente plaats kreeg. Om de subsidiëring van de aankopen door natuurverenigingen te motiveren zoals het nu in het decreet staat, werd het paradigma ‘socialiseren door privatiseren’ gelanceerd, wat tot boeiende discussies leidde omdat aanvankelijk zowel ACW als SP.a grond als staatszaak zagen. Het decreet en het besluit is doordesemd van dit idee van publieke dienstverlening door lokaal gedragen maatschappelijk engagement vanwege mensen die natuur willen veilig stellen als een gemeenschapsgoed.

Natuurpunt Regio-samenwerking als elkaar ondersteunende en lerende netwerken.

Op de vergaderingen van de regionale verenigingen waar de Natuurpunt- afdelingen samen kwamen, werd dit gedefinieerd als elkaar ondersteunende lerende netwerken met een grote autonomie, gericht dus op de ondersteuning van elkaar, op het iteratief en interactief werken en samen ervaringsgericht leren.
Sleutelwoorden zijn: beroep doen op maatschappelijk leervermogen, betrokken groepen als de hefboom beschouwen voor een elkaar ondersteunende groei, ontwikkelen van maatschappelijk kapitaal dat gevormd wordt door al deze mensen, die we niet als klant maar als actor en ' producerend' deel van het netwerk benaderen en aanspreken. Appelleren doen we vanuit waarde(n), waarde geven, waardering krijgen en het samen laten groeien naar versterking van publieke of maatschappelijke doelen, waarbij de inzet op deze manier ook een deel kan zijn van een traject van zelfontplooiing van mensen. Deze mensen zijn dus de energiebron. ‘Niets is krachtiger dan een overtuiging van betrokken mensen die belangeloos voor iets opkomen’.

Wat onderscheidt Natuurpunt van een Agentschap of een overheid ? Of van een andere terreinbeheerder?

De radicaal incrementalistische benadering gaat er vanuit dat deze mensen kansen zijn en we deze mensen kansen willen geven en interatief en interactief willen laten ontwikkelen om samen stap voor stap bij te dragen tot een positieve ontwikkeling.
Meer dan het (noodzakelijk) vaktechnische onderscheidt dit ons van een overheid, een agentschap of andere organisaties. Het gaat uit van een ander of deels aanvullend denk- en stuurmechanisme met andere beleidscycli en verschilt grondig van een bestuurscentralistische kijk op organisatie die te weinig kan mobiliseren naar dit bewegingskapitaal.
Eén voorbeeld: de druk van een affiche die reeds naar de drukker was vertrokken met de tekst: ‘Natuurbeheer ons vak’werd teruggehaald om de tekst te vervangen door ‘Natuurbeheer onze inzet’.
Bij het opstellen van de missie van Natuurpunt is dit vertaald en verbreed naar natuurstudie, natuurbeleving en bezig zijn rond beleid, samengevat in de slagzin ‘Natuur voor Iedereen’;
Wie de groei van Natuurpunt wil begrijpen kan niet zonder enig inzicht in bovenstaande filosofie en dit model. De vraag is: hoe moet het hiermee in de toekomst? Ongetwijfeld zal er moeten aangepast worden om tot een nieuw evenwicht tussen beweging en een professioneel geleide organisatie te komen. Belangrijk blijft echter dat de sterkten behouden worden en het kapitaal verder ontwikkeld wordt.

Model van incrementalisme zoals bij Natuurpunt ook toegepast bij de Stad Gent

Gelukkig zien we in de maatschappij op vele plaatsen dingen bewegen vanuit een analoge benadering. De aanpak in het Gents stedelijk beleid op vlak van gemeenschapsontwikkeling in buurten zoals bijvoorbeeld de Brugse Poort en van omgang met het publiek domein van Groene Vallei, Pierkenspark e.a., de groepen die samen volkstuintjes uitbouwen enz doen dit vanuit een gelijkaardig concept. Er leven dus elders ook analoge ideeën om de maatschappelijke cohesie, de betrokkenheid en het welbevinden van de mensen te bevorderen.

De energieke samenleving. Op zoek naar een een sturingsmechanisme voor een schone economie

Zeer recent verscheen van de hand van de in stedenbouwkundige middens zeer bekende Prof Maarten Hajer, directeur van het Nederlands Planbureau voor de Leefomgeving, een signaalrapport getiteld: ‘De energieke samenleving. Op zoek naar een sturingsmechanisme voor een schone economie’ waarin heel wat van de bovenstaande benaderingen als een oplossingsrichting wordt aangewezen om tot een nieuwe sturingsfilosofie te komen om grote maatschappelijke problemen in tijden van onzekerheid en vragen rond de traditionele overheidsrol aan te pakken.

Succes uit verleden is garantie voor de toekomst maar wel een kompas voor leiderschap en een hefboom voor de energieke vereniging

Succes uit het verleden is geen garantie voor succes in de toekomst, maar kan wel een leerschool zijn. Als Natuurpunt en de Natuurpunters vertrekkend met de basisideeën uit het bovenstaand model in het verleden bij de innovators waren, dan moeten we bekijken hoe we deze ingesteldheid ook morgen kunnen meenemen om leiderschap en disturbing power te genereren op gewestelijk, provinciaal, regionaal, streek en lokaal niveau. Dit om een bijdrage te leveren voor ‘natuur voor iedereen’ en om van Natuurpunt meer dan ooit de energieke vereniging van Natuurpunters te maken die ijvert voor natuur voor de toekomst en een toekomst voor natuur.

Hugo Abts,
8 december 2011


> Download hier de .doc-versie <